Juffrouw Godelieve van het 2e leerjaar heeft me leren haken. En ik wou dat ze nog leefde om te zien dat ik het eindelijk kàn!
En misschien zou ik haar nu ook het een en ander kunnen leren. Want ja, mijn gehaakte pennenzak zat toen vol gaten… en was eigenlijk ook scheef. Maar nu zou ik haar kunnen vertellen over het plezier van werken op gevoel. Zonder patroon. Van je werk zien groeien en te kijken waar het zelf naartoe wil. Van zorgvuldig vormgegeven lippen en tanden en de welving van een neusvleugel. En de vervoering, zelfs al is je draad stug en hard, en je vingers kapot.
Hoe je fouten kunt maken die leiden tot de meest fantastische oplossingen. En hoe mijn hele concept eigenlijk is ontstaan… omdat ik er niet in slaag iets te maken zoals het hoort.
Dat ik niet de enige ben die wild wordt van een stuk touw, blijkt uit het ontstaan van een ganse beweging die in de jaren ’60 en ’70 ontstond in het rozige licht van het feminisme. Vrouwen gingen de technieken die ze sowieso als kind hadden geleerd, gebruiken buiten de gebruikelijke huis- tuin- en keuken context. Om zich uit te drukken, om grenzen af te tasten en te doorbreken. Enkele fascinerende voorbeelden vind je bij artistes als Toshiko Horiuchi Macadam, Olek, Rebecca Horn, Magdalena Abakanowicz,… Stuk voor stuk nemen deze vrouwen het nuffige medium volledig uit zijn context. Hun kunst is niet ‘knap gemaakt’ of ‘netjes’. Hun kunst laat je stilstaan en naar adem happen, trapt je in je kruis of voert je mee naar ongekende hoogtes van verwondering en ontzag. En dat dat kan, met iets simpels als een haakpen. Dat wist ik nog niet in het 2e leerjaar. En ik denk niet dat juffrouw Godelieve het wist.